Iedereen staat per twee. Iedere speler vormt met de hand achter de rug een blad (een platte hand), een steen (een gesloten vuist) of een schaar (wijsvinger en middenvinger uitsteken). Nadat het zinnetje "blad, steen, schaar" wordt gezegd, laten de twee spelers aan elkaar hun 'voorwerp' zien.
Een speler wint als Hij een schaar heeft en de andere een blad (papier kan stuk geknipt worden). Hij een blad heeft en de andere een steen (een steen kan bedekt worden door papier). Hij een steen heeft en de andere een schaar (een schaar kan verpletterd worden door een schaar).